De
troonbestijging van Donald Trump als president van de Verenigde Staten
bekrachtigt het proces van radicale verrechtsing dat vanuit de Verenigde Staten
de wereldpolitiek vanaf de jaren 80 van de voorbije eeuw beroert. Voor Europees
extreemrechts, dat dit jaar met een grote waarschijnlijkheid van succes tegelijk
meedoet in de verkiezingen in Frankrijk, Duitsland en Nederland, betekent dit
een spectaculaire steun in de rug.
Er bestaat een denkbeeldig collectief , dat een duidelijk onderscheidt
vaststelt tussen rechts en extreemrechts, waarbij het eerste geassocieerd wordt
met politiek fatsoen en het tweede met de autoritaire arrogantie en/of het
intimerend gedrag van de “haat-activisten". Ik permitteer mezelf een historische
schets te maken als bijdrage aan het debat betreffende deze “fundamentalistische
doorbraak “, met uw welnemen.
Laten we eens kijken: Naast historische wisselvalligheden, berust het
wezenlijke onderscheid tussen de metaforen “rechts en links” in de
verschillende benadering van de sociale gelijkheid en ongelijkheid. In het
algemeen interpreteert links de sociale
ongelijkheid niet alleen als een moreel onrecht, maar als het onvermijdelijke
gevolg van de uitbuiting van de arbeidskracht door de private kapitalistische
onderneming. Rechts daarentegen beschouwt die ongelijkheid als iets dat
aangeboren is voor de mens, en daarom hoeft er niet gepleit te worden voor het
uitbannen van die ongelijkheid.
De stroming die momenteel rechts draagt is het neoliberalisme, vrucht van de “conservatieve
revolutie”, waarin de hoofdrol gespeeld werd door president Ronald Reagan in de
Verenigde Staten (1980-1989) en eerste minister Margaret Thatcher in Groot-Brittannië
(1979-1990). Het werkelijke doel van dit “complot van de bevoorrechten”, dat
door de banken van Wall Street en de Federal Reserve in de Verenigde Staten, en
de belangrijkste transnationale bedrijven en internationale financiële
organisaties zoals de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds
bekokstoofd werd, was een omwerking van de macht van de bedrijfs- en financiële
élites door middel van een progressieve ontmanteling van de Welzijnsstaat en
daarnaast het opleggen van een passend kader voor de vermarkting van de
publieke goederen, de ontwaarding van de arbeidsrechten en het waarborgen van
een voorkeursbehandeling voor het privé grootkapitaal. Met andere woorden, om
het model van kapitaalaccumulatie door de onteigening van de burgers te consolideren,
des te doeltreffender naarmate de werking van de sociale solidariteit
gedeactiveerd is. Is dit rechts of ultrarechts?
Het geheel van angsten en onzekerheden tengevolge van de perverse combinatie
van de “sociale ongelijkheid bij decreet”, de kaping van de democratie door de
élites en de blootstelling van het “publieke” aan de corruptie van het geld,
hebben gezorgd voor een voedingsbodem voor de groei van extreemrechts in de
Verenigde Staten en Europa, ten koste van een aanzienlijk deel van de
traditionele politieke ruimte van het zichtbaar aan het establishment verbonden
conservatief rechts.
De strategie van extreemrechts is gebaseerd op de uitbuiting van de angst, die
zij (extreemrechts) zelf aanwijst als de vijand die de nationale identiteit in
gevaar brengt, om die zo te gebruiken als de zondebok van de sociale onvrede om
op deze manier een heel programma van fobieën en haat te rechtvaardigen dat de
samenhang van het volk onder druk zet.
Aangezien de vijand herkend moet worden als “anders” of “vreemd” in de
cultureel homogene maatschappij, is het de vreemdeling die het beste voldoet
aan deze voorwaarde, met name de buitenlandse vreemdeling, die op
onfatsoenlijke wijze wordt gekoppeld aan de werkloosheid van de landgenoten, aan
de ineenstorting van de openbare diensten of de criminaliteit; de vluchteling
die op wrede wijze wordt uitgemaakt voor indringer en de moslim die op immorele
wijze aan het yihadisme wordt gekoppeld. In dit paranoïde kader kan elke “afwijking”
die men wil afkeuren of uitschakelen opgenomen worden in de lijst van
verschrikkelijke bedreigingen (“voor de eigen identiteit”, voor “het systeem”
of de “nationale eenheid), waartegen “we ons moeten beschermen”. Zo vormt dit
overdreven idee van de "vijand" de basis van alle gemeenplaatsen van
het ultrarechtse taalgebruik, afhankelijk van de organisaties met variabele
intensiteit: xenofobie, racisme, islamofobie, homofobie,
antifeminisme-vrouwenhaat, anticommunisme…, een complete infraculturele
ideeënwereld, waarin men zich niet schaamt om de werkelijke betekenissen van de
taal te vervalsen wanneer dit kan helpen om angst en haat te zaaien in de
maatschappij. In deze sfeer dient de anti-élite rhetoriek (waarmee
extreemrechts zich kan voorstellen als alternatief voor het systeem, terwijl
het dat niet is) als ideologische aanvulling om de goedkeuring van de bevolking
te verwerven. Let op! Deze anti-élite argumenten, waarin "de élites”
verward worden met “het oligarchische régime van de partijen” (partijcratie)”
en waarin deze allemaal even corrupt zijn, drukt een diepe minachting uit voor
het democratisch pluralisme.
De bloei van extreemrechts kan niet alleen met de huidige crisis verklaard
worden. Die komt van verder.
In de Verenigde Staten past deze radicale ultrarechtse wending in de koers die
de Republikeinse Partij al sinds de jaren 1980 volgt, en die zich baseert op de
fusie van de economische orthodoxie, het christelijke messianisme en het
culturele nationalisme. Aan deze koers heeft Donald Trump nog de argumenten
toegevoegd van het herstel van de grootsheid van de "Amerikaanse natie” en
de schaamteloze vertoning van immoraliteit in de media.
In Europa zijn in de laatste tien jaren de extreemrechtse partijen spectaculair
gegroeid en ze kunnen al rekenen op een krachtige institutionele aanwezigheid. Al
deze partijen, vanaf degene die zonder complexen het oorlogszuchtige credo van
het nazisme opvolgen (Jobbik in Hongarije, of Gouden Dageraad in Griekenland),
tot degene die in oorsprong gekoppeld zijn aan het historische fascisme (Front
National in Frankrijk), of degene die daar niet uit voortkomen, hebben met
elkaar gemeen de basis-argumenten van het exclusieve nationalisme en ze hebben
alle in Trump de transatlantische bondgenoot gevonden om de vrije tegel te
kunnen geven aan hun eigen “patriotisme".
In Spanje is extreemrechts, naast de volksstammen die nog heimwee hebben naar het
franquisme, volledig geworteld in het politieke spel van de Partido Popular,
trouw bewaker van de “waarden” van de dictatuur (essentialistisch Spaans
nationalisme, het Nationaal-Katholicisme) en natuurlijk vertegenwoordiger van
het neoliberale credo.
Een groot gedeelte van de vooronderstellingen van extreemrechts is door
klassiek rechts overgenomen, vooral voor wat betreft het beleid ten aanzien van
de migranten, dat duidelijk discrimieert en "bestraffend" is, en van
de repressie in het geval van de burgerlijke rechten en vrijheden. Beide
rechtse stromingen hanteren dezelfde basiswaarden, zoals het idee van de
privé-eigendom als basis van de maatschappij, de mythe van de natie als een
hogere realiteit dan die van haar eigen inwoners, en de waardering voor de
hiërarchie als inherent element van de maatschappij, iets wat gecamoufleerd
wordt wanneer men uit eigenbelang zijn toevlucht neemt tot de betekenisloze
kwalificatie van "populisme" om extreemrechts te definiëren en de
politiek correcte afstanden aan te geven.
Op het door het neoliberalisme ontworpen toneel, vervult extreemrecht een
functie: het verbergen van de werkelijke wortels van het maatschappelijk onrecht
en van de crisis, om zo de mogelijkheid te neutraliseren dat men zou vragen
naar de verantwoordelijkheid daarvoor van de mega-kapitalen, voor wie het – om zich
op de commandobrug van de globalisering te handhaven – niet van belang is of er
al dan niet nationalistische bewegingen bestaan. Wat extreemrechts doet is
verdeeldheid zaaien tussen de verliezers in het neoliberale model, waardoor ze
enerzijds de trots aanwakkeren dat ze zich superieur kunnen voelen, en
anderzijds de woede van het volk richten op de meest kwetsbare groepen. Terwijl
zo de oorlog tussen de armen wordt opgestookt, blijven de neoliberale kringen
de koek onder elkaar verdelen, waardoor de maatschappelijke breuk steeds dieper
wordt. Laten we de vinger op de wond leggen.